Harlindis en Relindis, twee intellectuele pioniers in het Maasland
Een abdij in Eike
De prediking van de H. Willibrordus in het Maasland had succes. In 721 bouwde de edelman Adalhard een houten kerkje en een klooster voor zijn dochters Harlindis en Relindis. Adalhard en zijn vrouw Grinuara hadden de meisjes goed laten opvoeden in een Franse abdij, waar ze met hun scherpe verstand, aldus de biografie, alles onthielden wat hun werd geleerd over het christendom en het Latijn, maar ook over de kunsten van het weven en het borduren, ja zelfs van het schrijven en het schilderen. “Zaken die in deze tijd zelfs sterke mannen lastig zouden vallen“, noteerde hun biograaf een eeuw later. Geen onterechte opmerking, het grootste deel van de bevolking bleef immers levenslang ongeletterd.
Adalhard zocht in zijn landgoederen lang naar een geschikte plek voor het klooster. Op ongeveer een mijl van de Maas, “in een klein en nutteloos bos” trof hij uiteindelijk een heldere bron aan. Hier zou het klooster oprijzen, nadat de omgeving gezuiverd was van alle sporen van heidens bijgeloof. De omwonenden togen aan het werk, geholpen door Harlindis en Relindis zelf, die elke morgen “in hun eigen armen zand en stenen” naar de werf brachten.
In Eike leefden Harlindis en Relindis samen met hun ouders en een kleine groep van religieuze vrouwen. Ze volgden de regel van Benedictus, net als Willibrordus zelf. Zodra de religieuze gemeenschap uit twaalf personen bestond, verkreeg ze de status van abdij. Harlindis en Relindis ontvingen regelmatig bezoek van de onvermoeibaar rondreizende H. Willibrordus en later van de H. Bonifatius. Willibrordus wijdde Harlindis tot eerste abdis, na haar dood wijdde Bonifatius Relindis tot haar opvolgster. Beide zussen pasten perfect in de wereld van gelovige vrouwen rond deze twee heiligen. “De voorname rol die vrouwen in deze intellectuele renaissance speelden is opmerkelijk”, schreef C.H. Talbot in 1954. In Engeland en Ierland stonden talrijke gemeenschappen onder leiding van hoog opgeleide abdissen. Er is een brief bewaard van Bonifatius aan de abdis Eadburga van Thanet, waarin hij haar vraagt om voor hem een afschrift te maken van de brieven van Paulus, in letters van goud. In de biografie van Harlindis en Relindis lezen we ook dat zij een evangelieboek maakten, een psalterium en verschillende andere heilige boeken, waarmee ze hun medezusters konden onderrichten.
Schreven Harlindis en Relindis de Codex Eyckensis?
Het ligt voor de hand om te denken dat de Codex Eyckensis door Harlindis en Relindis is geschreven. “Ze kopieerden de geschriften van de vier Evangelisten, met eervolle vlijt”, lezen we immers in hun biografie.
De Codex Eyckensis zelf bevat andere informatie. De laatste regels van het manuscript luiden: Finito volumine deposco ut quicumque ista legerint pro laboratore huius operis depraecentur. Nu dit boek voltooid is, verzoek ik alle lezers om te bidden voor de maker van dit werk. De mannelijke vorm laborator maakt duidelijk dat we hier met een monnik te maken hebben, wellicht uit het scriptorium van Willibrords abdij Echternach.
Levende herinnering
Sinds het jaar 1100 vereert men de H. Willibrordus in Echternach met een bijzondere processie op de eerste dinsdag na Pinksteren: de dans- of springprocessie. Deelnemers springen op een hups ritme van linker- naar rechtervoet. Ruim 13.000 pelgrims zakken jaarlijks naar Echternach af om deze feestelijke ommegang bij te wonen. In 2009 is de processie door Unesco erkend als Immaterieel Cultureel Werelderfgoed.
Harlindis en Relindis zijn heilig verklaard in de negende eeuw. Bij die gelegenheid stelde iemand hun levensverhaal op schrift en bouwde abdis Ava op vraag van de bisschop van Luik een stenen kerk, om het oude houten kerkje van Eike te vervangen. De sarcofagen van de heiligen werden in de nieuwe kerk opgesteld. De stenen kerk had aparte ingangen voor de zusters en voor de gewone gelovigen, wat betekent dat de gelovigen uit de omgeving nu regelmatig de kerk konden bezoeken om “hun” heiligen te vereren en ook de kostbare voorwerpen die ze hadden achtergelaten: mooie versierde weefsels en boeken. De twee delen van de Codex Eyckensis werden dus heilige objecten, maar dienden vanaf dan ongetwijfeld ook om de bevolking met de evangelieteksten te laten kennismaken. De verering van Harlindis en Relindis verspreidde zich wijd over het bisdom Luik.
In 1388 vond de eerste religieuze ommegang tussen Aldeneik en Maaseik plaats, waarbij men onderweg de relieken van Harlindis en Relindis toonde aan de bevolking. Het visuele contact tussen gelovigen en relieken vond dus niet uitsluitend meer plaats in de kerk. Later ging de processie om de zeven jaar uit. In 1571 bracht men de relieken van de heiligen om veiligheidsredenen over naar de Sint-Catharinakerk in het versterkte Maaseik. Na de antireligieuze Franse Revolutie nam men in 1871 de traditie van de processies opnieuw op. Ze gaan nu uit om de 25 jaar. De eerstvolgende staat gepland voor 2022.